Voor de kust van Jemen, in de Rode Zee, ligt een olietanker, vol, al 40 jaar, door te roesten. Het schip kan ieder moment gaan lekken of zelfs ontploffen, waardoor een olieramp zal ontstaan, groter dan die van de Exxon Valdez voor de kust van Alaska. Die tanker (opslag uit de Jemenitische olievelden) ligt daar zonder onderhoud wegens de burgeroorlog in Jemen. Hij moet nodig gelost worden, de olie in een andere tanker overgeheveld. Oliemaatschappijen en overheden, zoals de landen rondom de Jemenitische kust waaronder Egypte en Saoedi-Arabië, die dat zouden kunnen betalen, geven niet thuis, alhoewel zij bij de eerste slachtoffers van die ramp zouden horen. Somalië, Eritrea, Djibouti horen ook bij die slachtoffers, evenals het Suezkanaal, een economische slagader van wereldformaat.
Maar nu hebben de Verenigde Naties eindelijk een tanker gekocht voor 55 miljoen dollar. De hele operatie om de olie over te hevelen en veilig te stellen kost 129 miljoen dollar. Dat geld hebben de VN niet en ze zijn overal aan het bedelen, maar ze hebben nog maar 75 miljoen dollar opgehaald. Maar er is een sprankje hoop in de bijdrage van 200 dollar van een basisschool uit de Verenigde Staten. Zouden we hier geen voorbeeld aan kunnen nemen? Als het schip zinkt is de ramp compleet. En de opruimkosten worden geschat op $20.000.000.000,-. Dan moeten honderd miljoen scholen 200 dollar ophalen. Trouw, 11 maart 2023.